homepage - zoeken - nieuw - toppers - inloggen - aanmelden



Tips en Info
Geschiedenis WapensOntsteking van het kruitLontslotRadslotVuursteenontstekingPercussieontstekingOude principesSlagmechaniekNaaldvuurPenvuurRandvuurCentraalvuurGeschiedenis munitieDe werking van een patroonDe kruitladingBekende namenBegrippenlijstWapenbeursenRestauratie-TipsProefbank-StempelsSerienummers wapensBibliotheekLaatste NieuwsVerenigingen

De geschiedenis van het (vuur)wapen

Wapens schijnen er al haast net zo lang te zijn als er mensen op deze aardbodem rondlopen. Al heel vroeg ontdekte men de gereedschappen voor jacht en visserij als speren, messen en dergelijke.

Een van de oudste wapenvondsten in ons land betreft de vuistbijl van Anderen (Drenthe) van ongeveer 50.000 jaar voor Christus. (Te bezichtigingen in het Drents Museum te Assen)

Helaas ontdekte men ook, en waarschijnlijk al vrij snel, dat deze gereedschappen eveneens gebruikt konden worden om een tegenstander te overwinnen en zo werd een stuk gereedschap tot een strijdmiddel.

ZoŽn tweeduizend jaar geleden hadden de wapens uit die tijd, de speren, zwaarden, messen en bogen al een behoorlijke graad van perfectie evenals de organisatie van de legers uit die tijd. Een goed voorbeeld is de organisatie van het Romeinse rijk en haar legers. De bewapening en de uniformering van die legers waren al volledig gestandaardiseerd.

In het Armamentarium in Delft zijn daar de prachtige voorbeelden van te zien.

De uitvinding van het vuurwapen laat echter nog op zich wachten.

Dat gebeurt pas nadat de toepassing van de werking van het buskruit is ontdekt. Over wie het buskruit heeft uitgevonden en wanneer dat exact is gebeurd valt niets met zekerheid te zeggen. Bekend is wel dat bij oude cultuurvolkeren als de Perzen, de Chinezen en de Grieken, een snelbrandende stof bekend was, waarvan de samenstelling uit houtskool, zwavel en salpeter bestond.

Een geschreven recept voor de vervaardiging van buskruit verscheen echter pas omstreeks het jaar 1265, geschreven door een Engelse Franciscaner monnik en chemicus, genaamd Roger Bacon, in zijn boek Opus Majus. Hij claimde echter niet de uitvinding van het buskruit.

Later, omstreeks 1353, werd door een Duitse Franciscaner monnik, tevens chemicus, genaamd Bertold Schwarz, eveneens een recept voor de vervaardiging van het buskruit geschreven.

Zeker is echter dat de Moren bij hun veroveringstochten in Spanje eind 1200 al primitieve kanonnen inzetten, waarin zij buskruit als voortdrijvende lading gebruikten.

Die eerste kanonnen hadden een vaasachtige vorm en het af te vuren projectiel was een ijzeren pijl of een langwerpige kogel.

Toen het grondbeginsel eenmaal bekend was, verschenen al snel de eerste handkanonnen. De eerste modellen waren eenvoudige kokers, eerst van ijzer, later van brons, aan de achterzijde dicht en gemonteerd op, cq aan een houten stok, waarmee de kanonnier kon richten. Met de rechterhand bracht hij het smeulende lont met een stokje naar het zundgat.

Deze ontstekingsmethode is voor kanonnen tot het midden van de negentiende eeuw in gebruik geweest!

Omdat het hanteren van het kanon op deze wijze niet eenvoudig was werd al gauw het lontslot geconstrueerd. Hierbij werd de brandende lont middels een mechanische overbrenging naar het kruit in de kruitpan gebracht, waardoor de kanonnier het wapen met beide handen kon blijven vasthouden.

Deze lontsloten, ook wel serpentijnsloten genoemd, komen reeds voor in het begin van de vijftiende eeuw.

Het vuurwapen begint er dan ook al iets professioneler uit te zien. Omdat de werking van het buskruit verbeterde doordat men gekorreld kruit maakte (dit gaf een betere explosieve verbranding), moest de kamer van het wapen worden versterkt en de loop worden verlengd.

(De explosieve verbranding kwam alleen volledig tot zijn recht zolang de kogel nog in de loop was).

Verder werd het zundgat aan de zijkant geboord en voorzien van een afsluitbare kruitpan. Het handkanon begint er nu als een geweer uit te zien.

Omstreeks 1450 is dat dan een wapen met een loop van een meter lengte en een kaliber van zoŽn 19 mm.

De volgende ontwikkeling is een lontslot met een veer en een trekker, dat rond het jaar vijftienhonderd op de markt komt. Deze wapens hadden reeds een goed vizier en waren tot zoŽn tachtig meter effectief. Het lontslot is in gebruik gebleven tot het eind van de zeventiende eeuw.

De eerste lontslotgeweren waren voorzien van een korte houten schacht, waarmee het wapen tijdens het richten en schieten tegen de wang werd geklemd. De terugstoot van het wapen werd grotendeels opgevangen door het eigen gewicht. Naarmate de geweren krachtiger werden, werden ook de geweerkolven langer, noodzakelijk voor het opvangen van de terugstoot bij het schieten vanaf de schouder.

Veel problemen kon de ontsteking van de lading geven. Men moest immers zijn lont brandend en zijn kruit droog zien te houden om op het gewenste moment een schot af te kunnen geven.

Had je geluk en sloeg de vlam in de pan, dan ging het schot af.

Had je je kruit niet droog gehouden of ging er iets anders mis, dan liep het met een sisser af.

Een kostbare en daardoor een nimmer algemene oplossing voor dit probleem kwam in de vorm van het radslot.

Dit radslot werkte volgens hetzelfde principe als de aansteker:

Een scherp getand wieltje draait langs een vuursteentje en vonkt daardoor. Bij het radslot werd het wieltje aangedreven door een veermechanisme dat middels een sleutel was op te winden.

Door de vonken kwam de kruitlading in de pan tot ontbranding, waarna via het zundgat de hoofdlading werd ontstoken.

Een veel zekerder manier van ontsteking dan tot dan toe mogelijk was en daarenboven was het veiliger een geladen wapen met zich mee te dragen, omdat het mogelijk was de klem met het vuursteentje van het getande wieltje weg te schuiven.

Wanneer exact het radslot werd uitgevonden is niet bekend. Wel heeft de grote Italiaanse schilder, beeldhouwer, architect en ingenieur Leonardo da Vinci reeds in 1500 een soort radslot opgetekend.(In de Codex Atlanticus)

Omdat het radslot duur was en slechts voor bevoorrechten verkrijgbaar, werd het met het lontslot al snel verdrongen door het vuursteenslot.

Het is weer niet precies bekend waar en wanneer het vuursteenslot voor het eerst voorkwam, maar vermoedelijk werd het in zijn vroegste vorm en dan genaamd snaphaanslot, vervaardigd in Scandinavië.

In elk geval werden snaphaansloten in de tweede helft van de zestiende eeuw ook al in de Nederlanden vervaardigd.

Het vuursteenslot brengt een ontsteking van de kruitlading in de pan tot stand doordat een vuursteentje, geklemd in de haan, bij het overhalen van de trekker naar voren slaat, waarbij het vuursteentje langs de vuurketser schraapt.

Hierdoor ontstaan vonken en tevens wordt de vuurketser door de voortgaande beweging van de haan achterover gedrukt, waardoor de kruitpan geopend wordt en de vonken de lading in de pan tot ontbranding brengen. Vervolgens wordt de hoofdlading via het zundgat tot ontbranding gebracht.

Ondanks technische verbeteringen bleven deze vuursteenslot- wapens door het gebruik van zwart kruit als ontstekingsmiddel nogal bedrijfsonzeker. Het zwart kruit was gevoelig voor vocht en harde wind was om begrijpelijke redenen ook al niet bevorderlijk.

Niet verwonderlijk was het derhalve dat er naarstig werd gezocht naar een beter ontstekingsmiddel.

Tijdens de achttiende eeuw was een explosieve stof als knalkwik of slagkwik al uitgevonden.

Men had deze zeer gevoelige springstof echter uitgeprobeerd als voortdrijvende lading in een wapen en dat had desastreuze gevolgen voor zowel het wapen als de schutter.

In een wapen heeft men een explosieve verbranding nodig, die in zeer korte tijd een hoge druk opbouwt en geen explosie, die het wapen uit elkaar doet springen.

In 1807 echter kreeg een Engelse dominee, Alexander Forsyth genaamd, patent op zijn vinding, het gebruik van een kleine hoeveelheid slagkwik als ontstekingsmiddel voor de hoofdlading.

Een - zeer kleine - hoeveelheid slagkwik werd in een magazijntje gedaan, dat werd gemonteerd voor het zundgat. Door de klap met de hamer op een pen in het magazijntje, kwam het slagkwik tot ontploffing, waarna ontbranding van de hoofdlading volgde. Vanwege zijn vorm werd het percussieslot van Forsyth ook wel "parfumflesje" genoemd.

Het vervolg op deze vinding was het op de markt komen van het percussieslaghoedje, rond 1821. Toen was het patent van Forsyth verlopen.

Dat was een koperen of messing kapje, dat een hoeveelheid slagkwik bevatte en dat op een schoorsteentje geplaatst werd.

Het schoorsteentje was in het zundgat geschroefd. Door de klap van de hamer werd de hoofdlading door de vuurstraal van het slagkwik via het schoorsteentje tot ontbranding gebracht.

Wie precies het percussie-slaghoedje heeft uitgevonden is niet bekend.

De Engelse geweermakers Joseph Egg en Joseph Manton maakten er aanspraak op, maar feit is dan een andere Engelsman, Joshua Shaw, de vinding in 1822 in de USA liet patenteren.

De wapens waren steeds voorladers.

De ontwikkeling van het vuurwapen kreeg nu de tijd mee.

De industriële revolutie kwam op gang, zodat er nieuwe fabricagetechnieken mogelijk werden en overal ter wereld werden er oorlogen uitgevochten.

Hierdoor werd de vraag naar betere vuurwapens steeds luider en in diverse landen waren dan ook legerofficieren en wapensmeden druk bezig met uitvinden.

Nu een betrouwbare wijze van ontsteking was gevonden, kwamen de eenheidspatroon en de achterlader in zicht.

Gedurende die eerste decennia van de negentiende eeuw zijn er vele uitvindingen op wapen- en munitiegebied gedaan.

Voor de ontwikkeling van het vuurwapen was de vinding van de eenheidspatroon, waarin projectiel, lading en slaghoedje waren gecombineerd voor de vuurwapenontwikkeling van het allergrootste belang, samen met de uitvinding van de Pruisische wapenfabrikant Von Dreyse, de draaibare grendel, welke middels een geleidesleuf voor de gasafdichting zorgde.

Nu lag de weg open om voor het eerst op grote schaal achterlaadgeweren te vervaardigen en is de stap naar het vuurwapen van heden ten dage maar een zeer kleine.

Een ontwikkeling die zoŽn zevenhonderd jaren geleden inzette, kwam daarmee tot een zekere voltooiing.

.

 
 
© Antieke Wapens Developed by Mediafox